Het gaat weer beter met de economie in Nederland, zeker nu de grootste zorgen rond
Corona lijken weg te zakken. Ook familiebedrijven pakken de draad weer op – als ze die
ooit zouden hebben laten liggen. Dus “business as usual”? Of zijn er ondertussen grote
veranderingsprocessen rond bijvoorbeeld duurzaamheid, innovatie, voedselveiligheid
en mobiliteit in onze maatschappij in een hogere versnelling gekomen? En hoe kan je in
die versnelling als directie/RvC het stuur in handen houden?
Neem bijvoorbeeld de rechterlijke uitspraak die Shell -weliswaar geen familiebedrijf-recentelijk dwingt veel concreter en ingrijpender haar duurzaamheidsbeleid in te richten dan het bedrijf eerder zelf had gedaan. Interessant daarbij is dat de rechter
heeft benadrukt in haar uitspraak dat Shell haar duurzaamheidsplannen niet mag
koppelen aan de snelheid waarmee de rest van de maatschappij verduurzaamt én dat
een eventueel hoger beroep het bevel om te komen tot een 45% CO2-reductie niet
laat vervallen.
Een zeer vergaande uitspraak! Dit kwam tot stand na enorme druk van actieve
aandeelhouders en maatschappelijke groeperingen tezamen. Zij eisten dat Shell haar
deel op zich neemt in het terugdringen van CO2-uitstoot, daarvoor
verantwoordelijkheid neemt en rekenschap aflegt.
Dit kan ook bij familiebedrijven gebeuren. Ook het familiebedrijf kent belangenvertegenwoordigers die zich bekommeren over de maatschappelijke impact
van het bedrijf, denk aan familieaandeelhouders dan wel private equity partijen. Dan
dringt de vraag zich op: is het denkbaar dat een familiebedrijf publiekelijk ter
verantwoording wordt geroepen al dan niet via een gerechtelijke uitspraak?
Vooral op lokaal en regionaal niveau zijn er de afgelopen jaren voorbeelden genoeg
geweest van familiebedrijven die de deuren hebben gesloten vanwege bijvoorbeeld
stank of geluidsoverlast voor de directe leefomgeving.
Nieuw aan het huidige tijdsgewricht is dat de maatschappij steeds hogere eisen stelt
aan bedrijven en aan familiebedrijven. Hierbij gaat het over de gehele “license to
operate” in de bredere maatschappelijk, milieu- en sociale context. Ook de
ontvankelijkheid en bereidheid om hier publiekelijk verantwoording over af te leggen
wordt op de proef gesteld.
Zo kunnen familiebedrijven bevraagd worden hoe duurzaam er in hun keten samen
gewerkt wordt met klanten, leveranciers en menselijk kapitaal en welke -liefst
leidende- rol het bedrijf daar zelf in speelt. Verantwoordelijk zijn en
verantwoordelijkheid nemen voor de plek die je als bedrijf in de keten inneemt. Hoe
bij te dragen zodat de keten zoveel mogelijk is ingericht rond relevante
duurzaamheidsthema’s.
De directie en -waar aanwezig- de Raad van Commissarissen hebben in dit opzicht een belangrijke rol te spelen. En daar is nog werk aan de winkel. Zijn de bestuurders van familiebedrijven hiervoor deskundig, geschikt en natuurlijk toebereid? En zijn zij zich van deze nieuwe taak bewust?
Veel familiebedrijven zijn kampioenen op het gebied van innovatie- en
duurzaamheidsinitiatieven en in dat opzicht wordt al veel goed werk gedaan. Maar wat
weten we hiervan als maatschappij? En hoe wordt hierover met aandeelhouders en
familieleden gesproken en gediscussieerd? Blijft het bij ideeën of worden deze ook
geïncorporeerd. Is duurzaamheid een exclusief directietafel onderwerp of tellen de
opvattingen en ideeën van aandeelhouders wel degelijk mee en hebben ze invloed op
de keuzes die gemaakt worden op gebied van duurzaamheid door het familiebedrijf?
Het relatief gesloten karakter van het familiebedrijf kent hier zijn nadelen. Besturen
van een familiebedrijf gebeurt vaak met grote energie en ondernemingszin; lang niet
altijd worden alle belangenvertegenwoordigers hierin gekend en proactief betrokken.
Hierdoor raakt ook het erkennen en vieren van de strategie en prestaties op het
gebied van duurzaamheid ondergesneeuwd. En hier liggen juist extra kansen. Enerzijds
kunnen dit soort prestaties kunnen via communicatiemiddelen als website, blogs en
sociale media mooi uitgedragen worden en het imago van het bedrijf ondersteunen of
soms zelfs verbeteren. Anderzijds kunnen familie- en aandeelhouders hun
verbondenheid en trots op het familiebedrijf voor de geleverde
duurzaamheidprestaties naar buiten met verve uitdragen.
In onze optiek is het buitengewoon zinvol als familiebedrijven meer aandacht besteden
aan het betrekken van, en regie houden op, duurzaamheidsdossiers. Denk hierbij aan
een uitgebreidere verslaglegging in de jaarrekening en vooral een intensievere dialoog
met de aandeelhouders en verdere familie. Deze dialoog vergroot de betrokkenheid
van de aandeelhouders en benut de bij hen aanwezige denkkracht. Denk echter ook
aan de voordelen die het netwerk van externe adviseurs, toezichthouders of een Raad
van Commissarissen kan bieden bij dit soort vraagstukken. Of richt zelf een dergelijk
orgaan in. Ook dat is goed bestuur.
Vanuit MESA zetten wij graag onze kennis en ervaring in om de governance van het familiebedrijf ook op duurzaamheidsthema’s te versterken.